pdf A082(2013) Advies Duurzaam stortbeheer fase 2 en fase 3
Het advies heeft betrekking op een binnenkort te starten experiment waarbij gekeken wordt of het emissiepotentieel van verontreinigingen in stortplaatsen kan worden verminderd, zodat de nazorg voor stortplaatsen aanzienlijk kan worden beperkt. Om het emissiepotentieel te verminderen wordt het stortpakket belucht en/of geïnfiltreerd met water. In het advies komen de zogenaamde emissietoetswaarden, de hypotheses voor het verloop van de processen in de stort en de deelplannen van aanpak van de drie onderzoekslocaties voor het experiment aan de orde. Het advies bouwt voort op een advies over fase 1, dat betrekking had op het integrale plan van aanpak, en is aangevraagd door de staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu. Hierna zal nog één advies over het onderwerp volgen (fase 4). Emissietoetswaarden zijn toetscriteria die per experimentele stortplaats worden afgeleid. Het zijn maximaal toelaatbare concentraties verontreinigende stoffen die in het percolaat van een stortplaats mogen voorkomen aan het einde van het experiment. Het ‘bereiken’ van de emissietoetswaarden is de belangrijkste graadmeter voor het slagen van het experiment. De TCB is het eens met de gevolgde werkwijze voor afleiding van de emissietoetswaarden, maar plaatst wel kanttekeningen bij een aantal aannamen in de berekening. De TCB vindt dat de berekening moet worden aangepast als uit de nog uit te voeren gevoeligheidsanalyse blijkt dat de gehanteerde aannamen bijdragen aan een significante onderschatting van het verspreidingsrisico. Voor ammonium is een emissietoetswaarde gekozen (maximaal 50 mg/l) die correspondeert met een minder streng beschermingsniveau. De TCB vindt dit onder strikte voorwaarden acceptabel. Andere aanbevelingen betreffen:
- Een toetswaarde voor opgeloste organische koolstof in het percolaat;
- Uitbreiding van het analysepakket in het nulonderzoek met een brede screening (gericht op organische microverontreiniging);
- Het uitvoeren van vergistingstesten, naast de al voorziene aerobe biodegradatietesten;
- Heldere afspraken en actiewaarden in de controlemonitoring;
- De zuiveringsmogelijkheden van het percolaat;
- Het doen van geurmetingen.