pdf S21(2006) Advies Modellering uitloging bouwstoffen

Op 13 juni 2006 is advies uitgebracht aan de staatssecretaris van VROM over de modellering van de uitloging van bouwstoffen. De adviesaanvraag had betrekking op de geschiktheid van twee rekenmodellen voor het onderbouwen van generieke emissienormen voor bouwstoffen ten aanzien van anorganische componenten. Het eindconcept van het onderbouwende RIVM-rapport is opgesteld door RIVM, RIZA en ECN gezamenlijk. De rekenmodellen PEARL en ORCHESTRA zijn gebruikt om met verschillende scenario’s het transport van uit bouwstoffen uitgeloogde anorganische componenten te modelleren in de onverzadigde zone van de bodem en naar het grondwater. Op basis van een beleidsmatig vastgesteld kwaliteitscriterium voor bodem en grondwater worden daarbij behorende kritische emissiewaarden voor anorganische componenten uit bouwstoffen berekend. De staatssecretaris van VROM stelde twee vragen:

Vraag 1. Met welk van beide modellen (PEARL en ORCHESTRA) wordt het transport van anorganische parameters in de bodem het beste benaderd?

Vraag 2. Levert het gebruik van het betreffende model uit vraag 1, gegeven de stand van de kennis en het beoogde doel, namelijk generieke (emissie)normstelling, een adequate basis voor normstelling op?

Ten aanzien van de gestelde vragen concludeert de TCB dat beide modellen goede perspectieven bieden voor de onderbouwing van emissienormen voor anorganische componenten in bouwstoffen. De kwaliteit van de berekende emissiewaarden en de daarop gebaseerde emissienormen wordt niet zozeer bepaald door het model, maar veeleer door de kwaliteit van de parameters van het model, en de wijze waarop de resultaten worden weergegeven in relatie tot de gekozen kritische waarde.

Voor immobiele componenten die sterk binden aan de bodem, en voor mobiele componenten die juist snel uitspoelen, voldoen beide modellen zonder meer goed, gegeven het gekozen scenario. Voor componenten uit de middencategorie, die zich verdelen over bodem en grondwater, beveelt de TCB aan om de onderbouwing van de emissiewaarden te verbeteren. Een betere onderbouwing kan worden gerealiseerd door:

1. over een langere periode dan 100 jaar te rekenen. De gekozen rekentijd van 100 jaar leidt voor de componenten uit de middencategorie tot niet realistische verschillen in de berekende emissiewaarden. Door het toetstijdstip zo te kiezen dat het merendeel van de vracht aan componenten in de bodem is uitgespoeld naar het grondwater, kunnen de resultaten van PEARL en ORCHESTRA met elkaar worden vergeleken. Langer rekenen zal voor een aantal componenten leiden tot strengere emissiewaarden;

2. voor PEARL te komen tot een meer betrouwbare schatting van de bandbreedte van de adsorptiecoëfficiënt voor een aantal componenten, in elk geval barium en kwik. Bij een beter onderbouwde keuze van de bandbreedte van adsorptiecoëfficiënten zullen de berekende emissiewaarden van PEARL en ORCHESTRA (bij een voldoende ruime tijdschaal) voor deze componenten naar verwachting meer vergelijkbaar zijn.

3. voor ORCHESTRA de gevoeligheid van de berekende emissiewaarden voor de natuurlijke variatie in bodemeigenschappen te analyseren, voor de componenten uit de middencategorie. Dit leidt tot inzicht in de relatieve ligging van de berekende emissiewaarden voor deze componenten in het spectrum van te verwachten waarden. Een gevoeligheidsanalyse kan ook inzicht geven in de omvang van de te verwachten overschrijdingen van het beschermingsniveau voor deze componenten.

Deze verbeteringen kunnen naar verwachting binnen een periode van één à twee maanden worden gerealiseerd, waarmee een grote kwaliteitsverbetering van de onderbouwing van emissienormen voor bouwstoffen kan worden gerealiseerd. De TCB verwacht dat hierdoor de berekende emissiewaarden veelal strenger zullen worden, maar alleen berekeningen kunnen hierover uitsluitsel geven.

De TCB vindt dat normen de (on)betrouwbaarheid van de onderbouwing ervan moeten reflecteren. De TCB ziet hiervoor twee mogelijkheden. Ten eerste kunnen normen worden afgerond op een bij de (on)betrouwbaarheid passend aantal significante cijfers. Ten tweede kan een toetsingsregel worden gehanteerd, zoals in het kader van normstelling op het niveau van achtergrondwaarden is voorgesteld. Een dergelijke toetsingsregel zorgt ervoor dat een geringe overschrijding van één of enkele emissienormen niet automatisch leidt tot afkeuring van bouwstoffen, mits wordt getoetst aan meerdere componenten.

Tot slot vindt de TCB dat de onderbouwing van bodemnormen moet worden gebaseerd op een brede wetenschappelijk en beleidsmatig gedeelde kennisbasis. Dit bevordert ook de samenhang tussen de verschillende normen voor bouwstoffen, bodem, grond, en grondwater, inclusief de toetsing daaraan. Dat komt de uitlegbaarheid en consistentie van de normstelling ten goede. Een dergelijke gedeelde kennisbasis behoeft centrale aansturing en regie. Met een goede samenwerkingsstructuur tussen de verschillende onderzoeksinstituten kan, in overleg met de betrokken departementen, worden gekomen tot een eenduidige modellering van relevante processen in bodem en grondwater. Kwaliteitsborging via modelbeheer, afspraken over parameterisering, en een adequate methodiek om modelresultaten en hun betrouwbaarheid te presenteren vormen hier onderdeel van. Deze elementen worden in de huidige aanpak voor het onderbouwen van emissienormen voor bouwstoffen gemist. De TCB wil graag verder bijdragen aan het ontwikkelen van een dergelijke kennisbasis voor bodemnormstelling.

design by Het Lab | build by nieta